Arti­kel

Ver­an­dert nieu­we vrouw na over­lij­den in boze stief­moe­der? Voor­kom ruzie om de erfenis!

Een twee­de huwe­lijk is met regel­maat de bron van con­flic­ten over de afwik­ke­ling van een nala­ten­schap. Kin­de­ren zijn vaak onaan­ge­naam ver­rast als zij zien hoe de erfe­nis wordt ver­deeld tus­sen hen en hun stief­ou­der. Door een gemeen­schap van goe­de­ren, de wet­te­lij­ke ver­de­ling of een legaat van inboe­del blijft er voor kin­de­ren uit het eer­ste huwe­lijk vaak aan­zien­lijk min­der over dan zij had­den ver­wacht. Voor­af over deze zaken naden­ken, kan ach­ter­af een hoop pro­ble­men voorkomen.

Voor­ko­men is beter dan gene­zen — maar soms is het daar­voor te laat. Meer weten over de rech­ten en plich­ten van kin­de­ren en stief­ou­ders na over­lij­den? Lees dan hier ver­der!

Een voor­beeld

Anton is geschei­den van zijn eer­ste vrouw en her­trouwd met de wedu­we Babet­te. Ver­vol­gens wordt hij ern­stig ziek. Anton heeft een doch­ter uit zijn eer­ste huwe­lijk: Char­lot­te. Babet­te heeft een zoon uit haar eer­ste huwe­lijk: Dirk. Hoe kan Anton de kans ver­klei­nen dat er na zijn over­lij­den wrij­ving zal ont­staan over zijn nala­ten­schap tus­sen Babet­te en Charlotte?

Anton dient zich te rea­li­se­ren dat na zijn over­lij­den, indien geen tes­ta­ment is opge­maakt of in zijn tes­ta­ment is geko­zen voor de wet­te­lij­ke ver­de­ling, Babet­te in eer­ste instan­tie alles krijgt. Char­lot­te krijgt slechts een niet-opeis­ba­re geld­vor­de­ring op haar stief­moe­der, waar­van Char­lot­te het incas­so­ri­si­co draagt. De vor­de­ring wordt pas opeis­baar bij het over­lij­den van Babet­te. Heeft die intus­sen haar gehe­le ver­mo­gen, inclu­sief de nala­ten­schap van Anton, ver­bruikt of weg­ge­schon­ken aan haar zoon Dirk, dan is de vor­de­ring van Char­lot­te onin­baar. Zij ver­krijgt dan per sal­do niets uit de nala­ten­schap van haar vader.

Wils­rech­ten

In geval van een twee­de huwe­lijk heb­ben kin­de­ren na over­lij­den van hun ouder ech­ter wel het recht om – moch­ten zij dit nog niet heb­ben gedaan ten tij­de van het huwe­lijk tus­sen hun ouder en stief­ou­der – gebruik te maken van hun wils­recht uit arti­kel 4:21 BW. Kin­de­ren kun­nen op grond van deze bepa­ling vor­de­ren dat hun stief­ou­der aan hen de eigen­dom over goe­de­ren over­draagt met een waar­de van ten hoog­ste hun geld­vor­de­ring uit hoof­de van de ouder­lij­ke boe­del­ver­de­ling. De stief­ou­der houdt van die goe­de­ren wel het vrucht­ge­bruik. Zo krij­gen de kin­de­ren zeker­heid dat hun vor­de­ring na over­lij­den van de stief­ou­der (uit­ein­de­lijk) zal wor­den vol­daan, omdat de stief­ou­der niet gerech­tigd is de goe­de­ren waar­van de kin­de­ren bloot eige­naar zijn te ver­ko­pen. Zou de stief­ou­der na het over­lij­den van de ouder met een der­de trou­wen, dan val­len deze goe­de­ren niet in een nieu­we huwe­lijks­goe­de­ren­ge­meen­schap. Zeker als het goe­de­ren met een emo­ti­o­ne­le waar­de voor de kin­de­ren zijn, is het boven­dien pret­tig dat de stief­ou­der deze goe­de­ren ook niet bij tes­ta­ment kan lega­te­ren aan een ander. Het bloot eigen­dom is ech­ter vaak slechts een doek­je voor het bloe­den’. Het kind van de erf­la­ter moet hoe dan ook – en soms heel lang – wach­ten op een ver­krij­ging uit de nala­ten­schap van zijn of haar ouder. Zeker als de stief­ou­der waar­schijn­lijk nog lan­ge tijd te leven heeft omdat hij of zij aan­zien­lijk jon­ger is dan de ouder, zal dit voor kin­de­ren de fac­to kun­nen bete­ke­nen dat zij wei­nig ple­zier zul­len heb­ben van de nala­ten­schap van hun ouder.

Een kwes­tie om over na te denken

Voor men­sen met kin­de­ren die opnieuw in het huwe­lijk tre­den, is het ver­stan­dig om zich reken­schap te geven van de gevol­gen van een der­ge­lijk huwe­lijk in het licht van het erf­recht. Bij het ont­bre­ken van een tes­ta­ment, of bij een tes­ta­ment waar­in wordt geko­zen voor toe­pas­sing van de wet­te­lij­ke ver­de­ling, blijft de nieu­we part­ner in aan­vang beter ver­zorgd ach­ter dan de eigen kin­de­ren en moe­ten die kin­de­ren afwach­ten of (bij gebruik­ma­king van de wils­rech­ten ten min­ste nog wan­neer) ze iets uit de nala­ten­schap ver­krij­gen. Uiter­aard kan een her­trou­wen­de ouder dit uit­gangs­punt vol­le­dig hul­di­gen en daar bewust voor kie­zen. Als dit een geïn­for­meer­de keu­ze is, is daar ook niets op tegen. Om fric­tie te voor­ko­men na over­lij­den, advi­se­ren wij dan wel dit ook uit­druk­ke­lijk te benoe­men en vast te leg­gen. Een niet mis te ver­sta­ne wils­ui­ting kan pro­ce­du­res over de vraag wat de wil van de erf­la­ter is of over de uit­leg van een tes­ta­ment voor­ko­men. De prak­tijk wijst uit dat kin­de­ren met eni­ge regel­maat beto­gen dat hun over­le­den ouder nooit de bedoe­ling kan heb­ben gehad de stief­ou­der te bevoor­de­len boven de kin­de­ren, ter­wijl het voor­lig­gen­de tes­ta­ment die bedoe­ling wel reflec­teert. Lang­du­ri­ge en pijn­lij­ke con­flic­ten tus­sen kin­de­ren en stief­ou­ders zijn dan het gevolg.

Moge­lijk­he­den om het kind tege­moet te komen

Een her­trou­wen­de ouder kan er ook voor kie­zen zijn kin­de­ren uit een eer­der huwe­lijk tege­moet te komen. Bij tes­ta­ment kan de wet­te­lij­ke ver­de­ling bui­ten toe­pas­sing wor­den ver­klaard en kun­nen echt­ge­noot en kin­de­ren tot erf­ge­naam wor­den benoemd voor gelij­ke delen, kun­nen alleen de kin­de­ren tot erf­ge­naam wor­den benoemd, of kun­nen aan de kin­de­ren aan­zien­lij­ke lega­ten wor­den gemaakt. Vaak heeft het ech­ter de voor­keur dat de wet­te­lij­ke ver­de­ling het uit­gangs­punt blijft, omdat in dat geval de langst­le­ven­de echt­ge­noot het leven van voor over­lij­den zoveel als moge­lijk kan voort­zet­ten. De ech­te­lij­ke woning en de inboe­del blij­ven voor deze langst­le­ven­de echt­ge­noot behou­den, zon­der dat daar­te­gen­over direct een beta­ling aan de kin­de­ren hoeft te wor­den gedaan. Ook als het de bedoe­ling is dat de wet­te­lij­ke ver­de­ling als uit­gangs­punt dient, kun­nen bij tes­ta­ment diver­se rege­lin­gen wor­den getrof­fen om veel­voor­ko­men­de con­flic­ten te ver­mij­den of te verkleinen.

Vaak is het bij­voor­beeld de bedoe­ling dat de echt­ge­noot in de ech­te­lij­ke woning blijft wonen en de inboe­del daar­bij zoveel als moge­lijk intact blijft. Onder de inboe­del­goe­de­ren kun­nen zich ech­ter ook zaken bevin­den met een bij­zon­de­re emo­ti­o­ne­le waar­de voor de kin­de­ren, die de erf­la­ter graag aan de kin­de­ren toe­deelt. In het tes­ta­ment kun­nen aan de kin­de­ren bepaal­de, gespe­ci­fi­ceer­de goe­de­ren wor­den gele­ga­teerd, die niet aan de langst­le­ven­de echt­ge­noot wor­den toe­ge­deeld. Een der­ge­lij­ke toe­de­ling van spe­ci­fie­ke roe­ren­de zaken kan ook plaats­vin­den door mid­del van een codi­cil. Door het benoe­men en lega­te­ren van deze goe­de­ren ont­staat tus­sen de langst­le­ven­de echt­ge­noot en de kin­de­ren dui­de­lijk­heid over de gerech­tigd­heid tot zaken. Ook krij­gen de kin­de­ren direct per­soon­lij­ke aan­den­kens aan hun over­le­den ouder en hoe­ven ze daar­voor niet te wach­ten tot de stief­ou­der is overleden.

Bij tes­ta­ment kan ook wor­den bepaald dat de langst­le­ven­de echt­ge­noot tus­sen­tijds moet aflos­sen op de onder­be­de­lings­vor­de­ring van de kin­de­ren. Door van die moge­lijk­heid gebruik te maken, krij­gen de kin­de­ren direct – en nog bij leven van de stief­ou­der – in ieder geval een gedeel­te van hun erf­deel in con­tan­ten voldaan.

In tes­ta­men­ten wordt vaak bepaald dat de vor­de­ring van een kind dat een beroep doet op zijn legi­tie­me por­tie pas opeis­baar wordt na over­lij­den van de langst­le­ven­de echt­ge­noot. De kin­de­ren wor­den in dat geval voor het ver­krij­gen van hun deel van de nala­ten­schap, in de vorm van hun legi­tie­me por­tie, afhan­ke­lijk van het over­lij­den van de stief­ou­der. Dat werkt niet bevor­der­lijk voor de band tus­sen kin­de­ren en stief­ou­der. Het kan daar­om raad­zaam zijn een der­ge­lij­ke bepa­ling in geval van her­trou­wen ach­ter­we­ge te laten.

Een oplos­sing’ die niet werkt

De prak­tijk leert dat her­trou­wen­de ouders soms voor oplos­sin­gen kie­zen die op papier heel mooi zijn, maar in de prak­tijk niet wer­ken. Zo komt het vaak voor dat de her­trou­wen­de ouder en de nieu­we echt­ge­noot afspre­ken gelijk­lui­den­de tes­ta­men­ten te maken, waar­in zij hun stief­kin­de­ren als erf­ge­naam zul­len opne­men. Het idee is dat de eigen kin­de­ren en de stief­kin­de­ren voor gelij­ke delen van bei­de echt­ge­no­ten zul­len erven, zodat de kin­de­ren van de echt­ge­noot die als eer­ste over­lijdt, niet het risi­co lopen dat de nala­ten­schap van hun ouder via de stief­ou­der naar diens kin­de­ren vloeit. Zelfs als de echt­ge­no­ten deze tes­ta­men­ten tege­lijk bij de nota­ris laten pas­se­ren, is daar­mee niet gega­ran­deerd dat één van bei­den het tes­ta­ment ver­vol­gens niet her­roept en anders over zijn nala­ten­schap beschikt. Dat zal pas blij­ken na diens over­lij­den en daar­aan is – zelfs als de echt­ge­no­ten hier­over een over­een­komst slo­ten – niets meer te veranderen.

Con­clu­sie

Voor her­trou­wen­de ouders zijn, bui­ten de wet­te­lij­ke ver­de­ling die de nieu­we echt­ge­noot alle goe­de­ren toe­deelt en de kin­de­ren slechts een niet-opeis­ba­re vor­de­ring geeft, diver­se moge­lijk­he­den om de ver­hou­din­gen tus­sen zijn kin­de­ren en de stief­ou­der na zijn over­lij­den meer in balans te bren­gen, in die zin dat ook de kin­de­ren direct uit de nala­ten­schap ver­krij­gen. Dat kan door het benoe­men van de kin­de­ren – al dan niet samen met de nieu­we echt­ge­noot – tot erf­ge­naam, door het lega­te­ren van bepaal­de goe­de­ren aan de kin­de­ren of door een aflos­sings­ver­plich­ting op de onder­be­de­lings­vor­de­ring in het tes­ta­ment op te nemen. Uiter­aard kan de her­trou­wen­de ouder er ook voor kie­zen om zijn kin­de­ren een der­ge­lijk voor­deel ten opzich­te van de wet­te­lij­ke ver­de­ling niet te geven. Om ver­stoor­de ver­hou­din­gen met de stief­ou­der na het over­lij­den te ver­mij­den, advi­se­ren wij om in dat geval wel uit­druk­ke­lijk in het tes­ta­ment op te nemen dat dit ook de bedoe­ling van het tes­ta­ment is. Wel­licht voor­komt dat onno­di­ge, lang­sle­pen­de en pijn­lij­ke pro­ce­du­res in de afwik­ke­ling van de nalatenschap.

Wie advies wil over de moge­lijk­he­den, of zijn tes­ta­ment wil laten chec­ken om te zien wel­ke poten­ti­ë­le con­flic­ten hier­over kun­nen spe­len en of de kans daar­op door aan­pas­sing kan wor­den ver­kleind, kan uiter­aard con­tact opne­men met de sec­tie erf­recht van Ben­va­lor advocaten.

Meer weten over je posi­tie ten opzich­te van je stiefouder?

Stel je vraag en wij nemen con­tact met je op!
Stel hier je vraag