Benvalor Placeholder F

Bedrij­ven

Als dege­ne die over­lijdt de eige­naar en bestuur­der was van een bedrijf, moet zo snel moge­lijk wor­den beke­ken hoe de onder­ne­ming moet wor­den voort­ge­zet. Vaak zijn hier­over al afspra­ken gemaakt. Die kun­nen vast­lig­gen in con­trac­ten, in de sta­tu­ten en uiter­aard in het tes­ta­ment. Die afspra­ken kun­nen betrek­king heb­ben op de vraag wie het bedrijf mag voort­zet­ten of aan wie (de aan­de­len in) het bedrijf moet(en) wor­den aan­ge­bo­den. De erf­ge­na­men zijn gebon­den aan zul­ke zoge­naam­de ver­blij­vings­be­din­gen, en moe­ten die ook nako­men. Ook is van belang vast te stel­len hoe een bedrijf moet wor­den gewaar­deerd, zowel voor de erf­be­las­ting als in de ver­de­ling tus­sen de erfgenamen.

Het ver­er­ven van een bedrijf brengt ook ande­re fis­ca­le vra­gen mee. Zo kan ook voor de inkom­sten­be­las­ting een aan­zien­lij­ke hef­fing ont­staan. Het is in dat kader belang­rijk te onder­zoe­ken of gebruik kan wor­den gemaakt van vrij­stel­lin­gen en doorschuifmogelijkheden 

Heb je een vraag over dit onderwerp?

Stel hem hier en wij nemen con­tact met je op!
Stel je vraag

Ver­blij­vings­be­din­gen

add-circle

Onder­ne­mers heb­ben vaak al afspra­ken gemaakt over de voort­zet­ting van hun onder­ne­ming. Dat kun­nen afspra­ken zijn met mede-aan­deel­hou­ders, maar ook bij­voor­beeld met mede-ven­no­ten in een v.o.f. of een maat­schap. Dit soort afspra­ken heten verblijvingsbedingen.

Een ver­blij­vings­be­ding is een over­een­komst waar­bij wordt afge­spro­ken dat de goe­de­ren, die gemeen­schap­pe­lijk eigen­dom zijn van twee of meer­de­re per­so­nen, na het over­lij­den van één van de per­so­nen aan de andere(n) gaan toe­be­ho­ren. De erf­ge­na­men van een over­le­de­ne zijn aan de afspra­ken van de over­le­de­ne gebon­den, en moe­ten dus ook uit­voe­ring geven aan verblijvingsbedingen. 

Een ver­blij­vings­be­ding kan als qua­si legaat’ wor­den aan­ge­merkt. Dat bete­kent dat alles dat op grond van een ver­blij­vings­be­ding wordt ver­kre­gen, als ver­krij­ging krach­tens erf­recht wordt aan­ge­merkt. De ver­krij­ger is dan ook erf­be­las­ting ver­schul­digd over die zaken. Een ver­blij­vings­be­ding is alleen een qua­si legaat, als de ver­krij­ger geen rede­lij­ke tegen­pres­ta­tie’ hoeft te leve­ren aan de nala­ten­schap. Of spra­ke is van een rede­lij­ke tegen­pres­ta­tie, hangt af van de con­cre­te omstan­dig­he­den en de gemaak­te afspra­ken. Het is ver­stan­dig hier­over juri­disch advies in te win­nen voor­dat uit­voe­ring wordt gege­ven aan het verblijvingsbeding. 

Bedrijfs­op­vol­gings­re­ge­ling

add-circle

Als de eige­naar van een onder­ne­ming of de eige­naar van de aan­de­len in een ven­noot­schap waar­in een onder­ne­ming wordt gedre­ven, over­lijdt dan is er in begin­sel ook erf­be­las­ting ver­schul­digd over de wer­ke­lij­ke waar­de van de onder­ne­ming op moment van over­lij­den. Vaak is dit een aan­zien­lijk bedrag, waar­voor de liqui­de mid­de­len niet beschik­baar zijn omdat het ver­mo­gen van de onder­ne­ming in ande­re zaken dan in cash zit. 

Beta­ling van de belas­ting­schuld maakt het onge­wij­zigd voort­zet­ten van de onder­ne­ming vaak onmo­ge­lijk. Om die reden bestaat er voor het geval dat onder­ne­mings­ver­mo­gen ver­erfd een aan­zien­lij­ke, voor­waar­de­lij­ke vrij­stel­ling van de erf­be­las­ting in com­bi­na­tie met uit­stel van hef­fing over het belas­te deel als de onder­ne­ming wordt voortgezet.

Deze vrij­stel­ling geldt zowel voor onder­ne­mings­ver­mo­gen, als voor een­mans­za­ken en voor som­mi­ge aan­de­len­pak­ket­ten (als die bij de erf­la­ter tot een aan­mer­ke­lijk belang behoor­den) en voor aan een onder­ne­ming ter beschik­king gestel­de pan­den. Heb je een suc­ces­vol beroep gedaan op deze vrij­stel­ling, dan ben je ver­plicht de onder­ne­ming nog min­stens vijf jaar voort te zet­ten. De aan­de­len mogen in deze peri­o­de niet wor­den ver­vreemd en de BV mag de onder­ne­ming ook niet beëin­di­gen of staken. 

Om je op deze vrij­stel­ling te beroe­pen, kun je de hulp van een fis­ca­list inscha­ke­len, die je kan bege­lei­den bij het indie­nen van het ver­zoek en kan advi­se­ren over het voort­zet­ten van de onderneming.